PRIKKEN EN PRIKKELS

Noblesse oblige

Terwijl we dit artikel schrijven worden we overvoerd met berichten over de toestand in Afghanistan. De situatie in dat land ontwikkelt zich in een razendsnel tempo en is moeilijk bij te houden. Duidelijk is dat de taliban met een zelfs niet door de Amerikanen verwachte snelheid het land veroverd hebben, waarbij zij in het geheel niet gehinderd werden door het Afghaanse nationale leger (ANA) dat toch door het Westen opgeleid en bewapend was. We hoeven ons geen illusies te maken over wat de Afghanen te wachten staat; het land zal vrijwel zeker veranderen in een streng islamistische staat, waarbij de in de voorbije jaren geboekte vooruitgang verloren zal gaan. De verbetering van zorg, scholing, veiligheid en economie, die in de afgelopen twee decennia werd bereikt door de inzet van de internationale gemeenschap, zal snel verschrompelen. De Afghanen, en zeker zij die medewerking hebben verleend aan de internationale organisaties, moeten vrezen voor hun leven.

De huidige ontwikkelingen hebben desastreuze gevolgen voor dit arme land en zullen ongetwijfeld ook van invloed zijn op de buurlanden. Nog meer dan voorheen zal Afghanistan een speelbal worden van landen als bijvoorbeeld Iran, Pakistan, Rusland en China. Bovendien kunnen de taliban met het grote arsenaal aan westers wapentuig dat hun zonder slag of stoot in handen is gevallen, flink wat ellende veroorzaken. En wat te denken van het ontstane vluchtelingenprobleem in een wereld die dat probleem op geen enkel wijze wil of kan oplossen. De Afghanen zullen terugvallen in grote armoede en isolatie.

De internationale gemeenschap, met de NAVO-landen voorop, hebben voor de verbetering van de situatie in Afghanistan grote offers in de zin van mensenlevens en financiële steun gebracht. Dat geldt ook voor Nederland, dat te veel militaire doden en gewonden te betreuren heeft. Nog steeds zijn er veteranen die dagelijks lijden onder de gebeurtenissen en toestanden die zij tijdens hun uitzending ervaren hebben. Ook ouders, familie en vrienden van de militaire slachtoffers treuren nog steeds over hen die het leven lieten en degenen die lichamelijk en geestelijk geschonden terugkeerden. Er worden momenteel veel vraagtekens gezet bij de zingeving en het nut van deze missie. Opvallend daarbij is dat in de reacties van hogerhand, door zowel de politieke leiding als commandanten, de nadruk wordt gelegd op het goede werk dat werd verricht dat plaatselijk en tijdelijk tot resultaat leidde en succesvol was. Daarbij wordt het advies gegeven dat we er maar veel met elkaar over moeten praten. Dat zijn overigens diezelfde bronnen die in het begin van de inzet van Nederland in Afghanistan beweerden dat het om een opbouwmissie ging, terwijl bij nadere beschouwing duidelijk bleek dat het een vechtmissie was. Een vechtmissie waarbij over de noodzakelijke inzet van vuursteun ter bescherming van de eigen troepen een misplaatste en beschamende discussie in ons land werd gevoerd. Je zal maar militair zijn, doen wat je opgedragen wordt, daarbij vakmanschap tonen en bij terugkeer in eigen land in een kwaad daglicht gesteld worden. Maar ja, de ervaringen van de veteranen van Dutchbat-3 waren soortgelijk; we hadden dat dus kunnen verwachten.

Tenenkrommend was het optreden van onze politici in het debat met de Kamercommissie; een demonstratie van onbegrip, gemis aan kennis en inzicht. De bewindslieden deden hun eigen dingen en wekten de indruk dat er niemand op de winkel past. Geen inspirerende voorbeelden van onze broodheren- en dames waaruit de militair enige moed kan putten. Tezamen met de tergend langzame wijze waarop wordt gewerkt aan de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de Nederlandse krijgers is het dan ook niet gek dat de krijgsmacht kraakt onder een groot tekort aan personeel en daardoor niet voor zijn taken inzetbaar is. Waarschijnlijk is het kabinet drukker met zichzelf bezig, het machtsspel en de daarbij behorende poppetjes voor de posten in een nieuw kabinet. Maar wat was ook alweer de reden van de inzet van onze krijgsmacht in Afghanistan, wat was het doel en wat was de vooraf vastgestelde endstate? Waren we soms van plan om in Afghanistan democratie te brengen? Hebben we dan niets begrepen van de Arabische lente, van andere culturen en hun geschiedenis? Weten we niets van de ervaringen van Engelsen en Russen die in het verleden met de figuurlijke staart tussen de benen uit deze stammenstaat vertrokken? Of zijn we nog steeds bezig met het verspreiden van ons ‘betere’ Westerse democratische systeem? We zouden beter moeten weten.

Kijkend naar het effect voor ons land van de huidige gebeurtenissen in Afghanistan kunnen we constateren dat we ons weer eens te weinig rekenschap hebben gegeven van de lessen uit het verleden. We weten uit jarenlange ervaring dat wij bij de inzet van onze krijgsmacht niet succesvol kunnen optreden zonder de steun van lokale (hulp-)troepen. Dat was zo in voormalig Nederlands-Indië, in voormalig Joegoslavië en ook in Afghanistan. De hulp van lokale strijders, tolken, bewakers en andere medewerkers is veelal onmisbaar in een inzetgebied. Maar Nederland is meester in, om na vertrek uit hun land, die medewerkers in de steek te laten. Daar kunnen Molukkers, Papoea’s, tolken en medewerkers in voormalig Joegoslavië en nu ook tolken, bewakers en ander hulpkrachten in Afghanistan over meepraten. Als we zo om blijven gaan met ter plaatse ingehuurde medewerkers, is dat voor het rekruteren van medewerkers bij een toekomstige inzet van onze krijgsmacht geen goede reclame. De discussie die werd gevoerd over het terughalen van Afghanen die ons geholpen hebben bij het uitvoeren van onze missie laat een bijzonder slechte smaak achter als we ons realiseren, dat we onlangs nog Syriëgangers wel terughaalden en deze lieden hebben zich, in tegenstelling tot onze Afghaanse hulpkrachten, nu bij uitstek niet voor ons ingezet. Noblesse oblige en het is dan ook onze dure plicht om diegenen die ons hielpen nu ook te helpen, zeker nu deze hun leven niet zeker zijn onder de heerschappij van de op wraak beluste taliban.

Wat eveneens opvalt is dat onze samenleving zich nog steeds niet realiseert dat we leven in een wereld waarin chaos en ellende aan de orde van de dag zijn en dat we daar klaarblijkelijk nog steeds niet mee kunnen omgaan. In plaats van te bespreken hoe we de problemen moeten aanpakken en oplossen, verliezen we ons in het zwartepieten en andere politieke spelletjes. Ja de wereld is gewelddadig, de macht ligt vaak in handen van de sterksten en onrecht is schering en inslag. Om enigszins vat te krijgen op de ons omringende chaos moet Nederland kunnen beschikken over een instrument dat ons daartegen kan beschermen. Daarom - zo zegt de grondwet ons - beschikken we in ons land over een krijgsmacht. Die krijgsmacht is gewend om in een chaos op te treden, maar die moet dan wel berekend zijn voor haar taken. Daarvoor is niet alleen goed uitgerust en opgeleid personeel nodig, maar ook een regering, politici en een samenleving die als een man achter deze krijgsmacht staan en blijven staan.

Als we de wanordelijke evacuatie in ogenschouw nemen, lijkt het erop dat er geen worstcase scenario beschikbaar was, met een goed voorbereid evacuatieplan om ‘onze mensen’ naar Nederland te halen. Ook bij de Amerikanen leek de wanorde toe te slaan en gezien de beelden van het vliegveld van Kabul, die leken op die van de val van Saigon, vragen wij ons af of ook de militaire leiding in de VS de situatie goed had ingeschat. Het lijkt erop dat een plan B, dat altijd voorhanden moet zijn, niet beschikbaar was. Dat had toch beschikbaar kunnen zijn, gezien het feit dat de Fransen al vanaf april van dit jaar begonnen waren met de voorbereidingen voor een eventuele evacuatie. We weten inmiddels waar Nederland op vertrouwde. Nu zien we - zelfs in Europees verband – dat we de evacuatie van landgenoten en vrienden niet met onze eigen militaire middelen kunnen regelen. De harde realiteit van de huidige gebeurtenissen toont maar weer eens aan dat we ons steeds weer in slaap laten sussen. Blijkbaar zijn we nog steeds niet in staat te leren van de gebeurtenissen en ervaringen uit een ver en dichterbij liggend verleden. Versterking én betere aansturing van onze krijgsmacht zijn keihard nodig! Redactie