HISTORIE

Alpha Jet

Terug naar België

LKOL B.D. P. DEKKERS

Voormalige Duitse Alpha Jet, nu in civiele dienst in Engeland als ‘oefenvijand’ (foto Wikimedia Commons)

Inleiding

In de jaren zestig tot begin zeventig werd een hele generatie Nederlandse jacht- en helivliegers opgeleid in België, op de vliegbasis Brustem nabij St. Truiden. De Nederlandse leerlingen vlogen daar ca. 150 uur op de Fouga CM-170 Magister alvorens door te stromen naar de Alouette III of, voor de aspirant-jachtvliegers samen met hun Belgische klasgenoten, in Nederland verder te gaan op de Lockheed T-33 en daarna de F-84F. Rond 1971 kwam echter aan de gezamenlijke Nederlands-Belgische opleiding een einde toen Nederland koos voor de NF-5A/B ter vervanging van de (R)F-84F en T-33. In België was de keus gevallen op de Dassault Mirage 5 om de verouderde (R)F-84F Thunderstreaks en Thunderflash toestellen op te volgen. De Mirage 5 was een vereenvoudigde variant op de, tijdens de zesdaagse oorlog van 1967, door Israël zo succesvol ingezette Mirage III. De Mirage 5 onderscheidde zich bijvoorbeeld door het ontbreken van een radar en was daardoor alleen inzetbaar als jachtbommenwerper of, in de 5BR uitvoering, voor luchtverkenning. Rumour has it dat de aan België geleverde toestellen deel uitmaakten van de serie door Israël bestelde Mirages, die als gevolg van het door de Franse president De Gaulle ingestelde wapenembargo tegen de joodse staat, niet meer geleverd mochten worden.

De Nederlandse luchtmacht oordeelde dat het niet meer opportuun was om gezamenlijk met de zuiderburen een eigen vliegopleiding overeind te houden en verplaatste de opleidingen voor jachtvliegers nadien naar Canada. De Belgische luchtmacht koos ervoor om de eigen opleiding te behouden, in eerste instantie met de Fouga en de T-33. Om deze vliegtuigen te vervangen plaatste de Belgische regering in 1973 een bestelling voor 33 Dassault Dornier Alpha Jets voor aflevering vanaf 1978. In datzelfde jaar 1978 ging de Nederlandse opleiding voor jachtvliegers geleidelijk over van Canada naar de Verenigde Staten (VS), op Sheppard Air Force Base (SAFB) in Texas. Aanvankelijk nog als gast bij de Duitse opleidingseenheid in Amerika, en aanvullend op de Canadese opleiding, maar enkele jaren later vanaf de oprichting van het Euro NATO Joint Jet Pilot Training Program (ENJJPT) in zijn geheel op SAFB. Alhoewel het woord ‘Euro’ trots schitterde in het logo van ENJJPT was het toch een volledig op Amerikaanse leest geschoeide opleiding, dat wil zeggen rechtlijnig, met weinig mogelijkheden tot inbreng van de wensen van de Europese landen-deelnemers. Bovendien was de opleiding relatief kostbaar, mede omdat er na terugkeer naar Nederland van de in de VS gebrevetteerde leerlingen nog een intensieve kennismaking met het Europese theater benodigd was alvorens de jonge vlieger operationeel ingezet kon worden. Behalve om getraind te worden als operationeel vlieger, moesten de jongeren ook wennen aan het opereren onder Europese weersomstandigheden en de vele andere luchtruimbeperkingen. Daarom waarschijnlijk wilde de KLu proberen om nog eens een samenwerking met de Belgen op te zetten. Zo werden er van 1985 tot 1991 twee Nederlandse vliegerinstructeurs geplaatst op de vliegbasis Brustem. In die periode werd daar een aantal Nederlandse cursisten opgeleid zodat in de huidige luchtmacht nog een klein aantal vliegers actief is die de Alpha Jet van nabij hebben gekend.

De Fouga Magister

Duitse Alpha Jet

Het vliegtuig

De Alpha Jet was een licht, tweemotorig lesvliegtuig voor de voortgezette opleiding dat mede geschikt was om ingezet te worden als aanvalsvliegtuig in de Close Air Support (CAS) rol. Nadat men een competitie voor het ontwerpen van een nieuw vliegtuig dat aan deze eisen kon voldoen had gewonnen, begon de coproductie bij het Franse Dassault/Breguet en in Duitsland bij Dornier Flugzeugwerke. Het toestel werd voor Europese begrippen een riant verkoopsucces met in totaal 512 gebouwde exemplaren voor de luchtmachten van Duitsland, Frankrijk, België, Qatar en een aantal Afrikaanse landen als Egypte, Kameroen, Marokko, Ivoorkust en Nigeria.

Er werden meerdere versies ontwikkeld, een relatief eenvoudig uitgevoerde trainer voor onder andere de luchtmacht van Frankrijk en een, met aanmerkelijk meer ‘opties’ uitgeruste versie voor de Luftwaffe. De Duitsers hadden namelijk geen behoefte aan een lesvliegtuig, maar wel aan een licht aanvalsvliegtuig voor de CAS-rol, kleiner dan de zware Phantoms en Tornado’s. De Duitse versie van de Alpha Jet was bedoeld om de oude Fiat G-91 op te volgen en beschikte over voor die tijd moderne sensoren, een Doppler navigatiesysteem, een Electronic Counter Measures (ECM)-kit en de mogelijkheid tot het lanceren van smart weapons zoals het AGM-65 Maverick anti-tank wapen. Ook kon de AIM-9L Sidewinder luchtdoelraket worden meegevoerd voor zelfverdediging. In een pod onder de romp gehangen kon een 27mm Mauser kanon worden meegevoerd. Na het einde van de Koude Oorlog werden de 175 Duitse Alfies overbodig bevonden en de Bondsregering probeerde zo snel mogelijk van de toestellen af te komen. De op de Portugese basis Beja gestationeerde vliegtuigen werden aan de gastheer, de Portugese luchtmacht, overgedragen. De overige vliegtuigen, afkomstig van de vliegbases Husum, Oldenburg en Fürstenfeldbruck, verdwenen geleidelijk naar Thailand, de Verenigde Arabische Emiraten (UAE) en nog een aantal particuliere gebruikers. De naar Nigeria geëxporteerde jets worden nog steeds operationeel ingezet in de strijd tegen Boko Haram. Ook ging nog een aantal jets naar een particuliere operator in Groot-Brittannië om daar te fungeren als trainings-tegenstander voor de operationele Eurofighter squadrons.

De Franse en Belgische Alpha’s waren aanzienlijk eenvoudiger uitgerust, niet verwonderlijk aangezien deze alleen maar een opleidingstaak hadden. De Belgische vliegtuigen waren geassembleerd in Gosselies bij SABCA, waar een generatie eerder ook al de Starfighters waren geproduceerd voor België en Denemarken. SABCA was ook verantwoordelijk voor de latere upgrade van de Belgische Alpha Jets met een GPS-navigatiesysteem, een Head up Display (HUD) en andere verbeteringen. De Alpha Jets waren geliefd bij de demoteams van Frankrijk en België, de Patrouille de France en de Diables Rouges, de Rode Duivels. Het toestel was eenvoudig te vliegen, uiterst wendbaar en voorzien van twee krachtige motoren. Hiervoor was de keuze gevallen op de Franse Turbomeca Larzac turbofan motoren. De Duitse regering had een lichte voorkeur voor de Amerikaanse J-85 van General Electric die ook werd gebruikt in de T-38 en de F-5, maar dat stuitte op een Frans veto. Dat kwam voort uit de Franse vrees voor mogelijke, door de Amerikanen opgelegde, exportbeperkingen naar de VS minder goed gezinde landen. De J-85 was weliswaar ook zonder afterburner iets krachtiger dan de Larzac (3100 lbs resp. 2900 lbs stuwdruk), maar was daarentegen weer wat gevoeliger voor juist onderhoud, althans onder Europese omstandigheden. Zo waren bijvoorbeeld de Nederlandse met een J-85 uitgeruste NF-5 vliegtuigen standaard op vrijdagmiddag niet inzetbaar omdat de motoren met olie gesprayed moesten worden als bescherming tegen corrosie door zoutaanslag.

De Alpha Jet heeft in al die jaren goed voldaan bij alle gebruikers. Het toestel was veilig en betrouwbaar en beschikte over prettige vliegeigenschappen. De Nederlandse instructeurs die bij de twee Belgische ‘smaldelen’ met de Alpha Jet hebben gevlogen waren zonder uitzondering lyrisch over het toestel en beschouwden hun tijd bij het 7e of 11e smaldeel in Brustem als een hoogtepunt in hun loopbaan. De tegenstelling tot de Amerikaanse opleiding op Sheppard was dan ook groot: waar in de VS het vliegen van een manoeuvre op niet voorgeschreven wijze al reden kon zijn om naar huis gestuurd te worden, was het in Brustem niet ongebruikelijk dat op vrijdagmiddag, wanneer de leerlingen naar huis waren, de instructeurs nog even het programma van de Rode Duivels gingen navliegen…